Februari. Dat is voor ons de tijd om in actie te schieten met de promotie van onze turismo om dan later dit jaar terug te kunnen blikken op een geslaagd seizoen. Het is een uitdaging om jezelf zo te presenteren zonder opdringerig te zijn en al helemaal niet met een ‘smeekbede’ te komen aanzetten. Wat we vooral in de verf willen zetten is de zorg voor onze gasten. Als mensen huiswaarts keren met de mededeling dat ze zich ‘thuis’ gevoeld hebben op vakantie dan vinden we dat al een hele pluim op onze hoed. We kregen onlangs van Booking.com een ‘travellers award’; da’s een teken van erkentelijkheid vanwege de gasten wiens gezamenlijke reviews op de site ons een hoge score opleverden. We laten onze gasten graag op eigen initiatief de streek ontdekken, maar we zijn uiteraard niet te benauwd om ze daarbij de goeie richting uit te sturen.
Onze regio leent zich overigens uitstekend tot het organiseren van ‘authentieke’ ervaringen die vaak aansluiten bij de vele agrarische activiteiten die in de Alentejo aan de orde zijn. Wijnbouw is er één van. Iedereen keert steeds tevreden terug van een bezoek aan een lokaal wijnbedrijf en mensen zijn al helemaal happy wanneer er kan deelgenomen worden aan de vindima (druivenpluk) gedurende het oogstseizoen. Ikzelf heb het pas verleden jaar aan de lijve ondervonden en genoot er enorm van. Het is een héél aparte belevenis om die brij onder je voeten en rond je benen te voelen rondgaan.
Anderen kiezen voor een rondleiding langs de indrukwekkende marmergroeves nabij Vila Viçosa en Borba, gaan met een trapkar een stuk van de oude spoorweg nabij Marvão afrijden, kanoën op een nabijgelegen meer, of gewoon sterrenkijken bij nacht. We vinden het belangrijk dat onze bezoekers zoveel mogelijk in contact komen met ‘de locals’ zodat ze zich tijdens hun verblijf even écht kunnen inwerken en een idee te krijgen hoe alles hier werkelijk reilt en zeilt.
Daarbij vroeg ik mezelf lange tijd af hoe het in onze streek vergaat met de vele koeien en schapen die hier over de landerijen lopen. Je kan er namelijk niet naast kijken. Iemand heeft ooit berekend dat elke koe in de Alentejo de beschikking heeft over 1 hectare grond waarop ze naar hartenlust kan grazen. Wanneer ik met de wagen onderweg ben kan ik enorm genieten van de prachtige en enorme kuddes die een belangrijk onderdeel van het landschap vormen. De verschillende rassen hebben elk hun eigen karakteristiek uiterlijk.
Om dat voor onze gasten duidelijk te maken kunnen we niet beter dan meer uitleg te vragen aan onze eigen vrienden : Zé Pedro en Adriano die beiden veetelers zijn. Niet lang na onze landing in Assumar zijn ze deel gaan uitmaken van onze intieme vriendenkring. Hun job is niet te benijden of te onderschatten: ze zijn dag in dag uit met hun dieren bezig, 24/7. Voor deze blog heb ik mezelf uitgenodigd om een dagje met Zé op stap te gaan naar zijn ‘monte’ (de boerderij en omliggende landerijen).
Beide mannen kunnen niet meer verschillen van opleiding en karakter; Zé Pedro is van opleiding ingenieur en heeft gestudeerd, daar waar Adriano van kinds af het erf van zijn vader haast niet verlaten heeft. Ze helpen elkaar daar waar nodig en vormen samen een heilige drievuldigheid met Adriano’s zoon Francisco die zich over maar liefst twee boerderijen moet ontfermen die niet meteen vlak bij elkaar liggen.
Zé is een man van 101 stielen. Na zijn studies werkte hij enige tijd in een labo, stond voor de klas, achter een bar, was vertegenwoordiger op de baan, en loopt tegenwoordig tussen zijn koeien. Zijn familie komt oorspronkelijk uit de regio Elvas maar hij woonde zelf lange tijd in de buurt van Lissabon waar hij z’n gezin stichtte. Zijn grootvader was veehouder, en zijn pa heeft (net als hij) ook landbouwkunde gestudeerd.
Zé’s vader heeft lange tijd de functie van directeur aangehouden van een jongeren-strafinrichting vlakbij Elvas. Toen we, onwetend, een keer langs de intussen vervallen woonblokken reden op weg naar de stad, dacht ik dat het misschien een oude vakantiekolonie geweest was uit de tijd van het Salazar regime.
Dat instituut stond op een 100 hectaren groot stuk land waarvan de velden dienden bewerkt te worden door de jongeren die in het opvoedingskamp woonden. Op vrije zondagen ondernam zijn vader telkens een lange rit langs de uitgestrekte landerijen ter inspectie en Zé was de enige van de vijf kinderen die dan altijd meeging uit interesse.
Toen wij hier in 2019 belandden had Zé al enkele jaren de monte van zijn nonkel (*oom) overgenomen na diens dood. Vier jaar eerder was hij na zijn scheiding alleen in het half vervallen boerderijhuis komen wonen, waar hij een zomer lang leefde zonder stromend water en elektriciteit voor hij verhuisde naar een kleine huurhuisje in ons dorp waar hij nu nog woont. Hij heeft de leiding over de ‘eenmans-monte’ maar deelt de eigendom met zijn zus, een broer, en enkele neven.
Op een boerderij van 78 hectaren kan je amper rendement draaien. Zeker niet met de torenhoge kosten van elektriciteit, benzine en dierenvoeding die hem nu overvallen. Hij staat er vaak alleen voor. Het werk met de dieren, het bewerken van het land is fysiek bepaald zwaar. Er is de constante bezorgdheid om je dieren en de hoop dat pasgeboren kalveren de eerste dagen na de geboorte goed doorkomen. Ik bewonder zijn doorzettingsvermogen al noemt hij het op sommige moeilijke momenten zelf ‘dommigheid’ om dit te blijven doen.
Op een mooie vrijdagmiddag vergezel ik hem naar de monte die op zo’n vijf kilometer buiten ons dorpje ligt. Laarzen zijn een must bij dit bezoek. Ik word heen en weer geslingerd in z’n pick-up truck, de weg is vergelijkbaar met een rally parcours. Elke rit van en naar de monte vormt een aanslag op de mechaniek van zijn wagen die dan ook geregeld naar de garage moet voor grote en kleine reparaties.
Hier en daar liggen er nog drassige stukken op de weiden. Dat is geen goed nieuws voor het ingezaaide zaad van weken geleden (een mix van klaver, gras en haver). Het regenwater heeft de grond totaal verzadigd en er alle lucht uitgedreven waardoor de opschietende jonge scheuten bruin uitgeslagen zijn omdat ze afsterven aan de wortels. Als het zaad dat voorlopig onaangetast blijft zich bij het stijgen van de temperaturen niet vanzelf regenereert is dat een verliespost, want dan kan hij later dit voorjaar geen hooi oogsten om de dieren deze zomer bij te voederen. De prijzen van droge krachtvoeding zijn sinds afgelopen zomer bijna in prijs verdubbeld. Hij wil eigenlijk geen hooi bijkopen, maar aangezien het gras niet voldoende groeit kan hij de wekelijkse rotatie van de dieren, van veld naar aanpalend veld, niet aanhouden en zal hij noodgedwongen zijn portefeuille moeten opentrekken om zijn dieren voldoende te voeden.
Er zijn nog andere onvoorziene kosten. Een deel van het dak van zijn hooimagazijn is ingestort en een derde van een zijmuur heeft het begeven onder de aanhoudende regens van december. De infrastructuur is niet bepaald nieuw. Je moet weten dat de stenen voor de bouw van de gebouwen op zijn eigendom ter plaatse zijn gemaakt! Dat moet ergens aan het begin van de vorige eeuw gebeurd zijn. Terwijl we over de weiden rondwandelen stoten we op een oude vervallen ‘steenoven’. Grote putten en glooiende kuilen rondom zijn de blijvend zichtbare littekens op de plaatsen waar de grond is weggehaald om als klei te gebruiken voor de bakstenen. Het geeft meteen een duidelijk beeld hoe hard dit leven op het platteland moet geweest zijn in die tijd.
Ik vraag me hardop af wat er dan nog wel zo leuk is aan de boerenstiel als ik deze opsomming van problemen voorgeschoteld krijg. Zé zegt me dat er veel voldoening zit in het onderhouden van een relatief kleine kudde dieren. Hij geeft om zijn dieren en kent hun eigenzinnige karakters. “Je leeft mee met de seizoenen en kijkt elke keer uit naar hoe de dieren het doen. Het is ‘aanpakken’ en afwachten wat het resultaat van je inspanningen zal zijn. Als er iets lukt dan geeft dat veel voldoening ook al houd ik er weinig geld aan over.”
Zé praat altijd enorm gepassioneerd over zijn werk waarvan hij alles afweet. De medische opvolging van de beesten, de balans van de voedingsstoffen, inentingen, de tuberculose-testen voor verkoop, tot de kwaliteiten van de plantsoorten die onder onze laarzen passeren: welke de koeien liever vermijden en welke kruiden ze graag eten. Hij weet bovendien ook alles over wijn maken want hij studeerde ook ‘enologia’.
Terwijl ik me verbaas over de immense grootte van zijn fokstier Alface (vertaald: kropsla, z’n andere jonge stier heet “7-up”!) die traag komt aanlopen, gooit Zé drie grote zakken met droge korrelvoeding in de trechtervormige lader achter de tractor en we rijden vervolgens het magazijn uit met klassieke muziek die door de cockpit galmt. Zé is een groot liefhebber van alles klassiek!
Ik kijk door de glazen stolp rondom naar de beesten buiten die in slagorde als één samengesmolten stuk vlees achter de tractor aanrennen. Verderop stap ik uit om betere foto’s te kunnen nemen en meteen komt er een contingent koeien op me toegelopen, denkend dat ik ze extra voeding zal geven. Van dichtbij zijn die beesten best wel indrukwekkend zodat ik m’n pas versnel. Vleeskoeien zijn niet altijd zo ‘zachtaardig’ in de omgang als melkkoeien.
“Let op voor de koe met oormerk 100!” roept Zé. “Die wil al eens agressief voor de dag komen!” Nog geen minuut later begint desbetreffende koe kopstoten uit te delen aan een andere om haar uit de weg te hebben zodat ze zelf meer korrels van de grond kan oplikken.
Het enige dier dat vandaag daadwerkelijk tegen mij opsprong was gelukkig maar de hond Migas, de sympathieke ‘Rafeiro do Alentejo’. Hij komt tot op heuphoogte en ziet er van ver héél vervaarlijk uit. Dit grote ras wordt gefokt als estate waakhonden, maar dat is een eigenschap die Migas helemaal ontgaan is. Hij is zo mak als een lammetje en al helemaal blij dat hij een keer van de ketting mag als ik op bezoek kom. Alle kliekjes uit onze keuken krijgt Zé steeds mee voor zijn hond wanneer hij bij ons komt eten.
Onze andere vriend Adriano leeft op grotere voet en huurt 280 hectaren grond van de’ santa casa de misericordia’. Dat is een katholiek geïnspireerde vereniging (filantropisch van origine, gesticht in 1498(!) door de Portugese koningin Leonor), die door de eeuwen heen een hoop grond uit schenkingen geaccumuleerd heeft en uitbaat. De hoofdstedelijke afdeling ervan staat vanuit Lissabon in voor de uitbating van de nationale loterij en andere kansspelen. Adriano neemt de zorg van zo’n 200 koeien en 140 kalveren op zich (een kalf wordt na acht maanden een vaars en pas koe nadat het zelf gekalfd heeft)! Zijn hele familie bestaat uit pachters en de kleine Adriano moest dan ook al snel van school om het gezin te helpen op de monte.
Hij spreekt geen woord Engels en verwacht van mij dat ik na drie jaar residentie vlot Portugees met hem praat. De realiteit valt enigszins anders uit en hij laat dan ook geen gelegenheid verloren gaan om mij dat onder de neus te wrijven. Als ik hem op zulke ogenblikken te kennen geef dat ik hem al helemaal niet begrijp maakt hem dat zichtbaar geïrriteerd. Het is een karaktertrek waarbij ik me vervolgens moet neerleggen. Gelukkig is mijn vriend op vele andere vlakken een plezier om te kennen. Wat hij mist aan diplomatie maakt hij helemaal goed in vriendschap en vrijgevigheid; dat is zijn manier om aan te geven dat hij ons graag heeft. Regelmatig staat hij aan de voordeur met een hoop kippeneieren, een taart die z’n vrouw Manuela gemaakt heeft, wijn of een stuk lamsbout als geschenk. Op de monte is hij maar wat trots op zijn verwezenlijkingen: hij beschikt over een uitgebreid wagenpark, veel dieren en een goed draaiende koehandel.
Ik vind beide mannen enorm moedig om deze veeleisende job te doen. Het is zeer intensief en je bent verantwoordelijk voor levende wezens. Hun dierenpark is veel meer voor hen dan alleen maar broeikasgas uitstotend vee; een accolade waarmee hun industrie steeds vaker wordt weggezet.
Ze hebben hun handen sowieso al vol om hun zaak naar best vermogen te besturen dat ze daarvan niet wakker liggen denk ik, zeker niet in een regio waar de enorme consumptie van vlees amper in vraag wordt gesteld.
Elk verhaal is tweezijdig.
Sinds begin jaren ’90 is Walt Bosmans Portugal liefhebber in hart en ziel. In 2019 verhuisde hij naar het dorpje Assumar in de Alto Alentejo. Samen met echtgenote Hilde baten ze in deze kleine rurale gemeenschap de B&B Assumar Country House uit in een bijna 400 jaar oude herenwoning. Elke maand verhaalt hij over zijn nieuwe ontdekkingen en ontmoetingen in deze wat ‘vergeten’ Portugese uithoek vol overweldigende natuurpracht en authenticiteit. Meer verhalen van hem zijn te vinden op de FB pagina ‘kamers vol liefde’.
Erg leuk om uw verslag over de Alto Alentejo te lezen. Portugal is een heerlijk land. Zelf hebben we indertijd een huisje laten bouwen in de buurt van Tomar, midden Portugal, maar inmiddels zijn we te oud en wonen we weer in Nl. Jammer!