In de vier jaar dat ik in Assumar woon ben ik allicht al duizend keer voorbij het ‘Centro de Recuperação des Menores (CRM) gereden. Het -wat bizar genoemde- centrum voor de ‘recuperatie’ van minderjarigen. Het imposante gebouw ligt vlak naast de spoorlijn aan een ingang tot ons dorpje en is hier de grootste lokale werkgever. Oorspronkelijk was het een klooster.
Er werken zo’n 80 personen in de meest uiteenlopende beroepen, 31 ervan zijn inwoners van ons dorp. Er zijn o.a. stomatologen, psychiaters, verpleegsters, leraars, een spraaktherapeut, keukenpersoneel, en verschillende andere hulpbieders werkzaam. Het CRM is één van de vele plaatsen in de wereld waar zorg gedragen wordt voor de minder bedeelden van onze maatschappij. Het is een initiatief van ‘a congregação das Irmãs Hospitaleiras’, de orde van de hospitaalzusters. Deze katholieke orde werd in 1881 in Madrid opgezet door priester Bento Menni en de zusters Maria Recio en Maria Giménez. Het was hun antwoord op de vele sociale problemen die ze rondom zagen: ze stichtten een plek waar verlaten kinderen terecht konden, alleenstaande moeders en mensen met mentale en fysische problemen van allerlei slag. Dat werk is intussen uitgegroeid tot een wereldwijde organisatie die zo’n 350 uiteenlopende opvangplaatsen creëerde welke zich situeren in 27 landen waaronder Equador, Chili, Filipijnen, Polen, Engeland, Italie, Indië en enkele van de voormalige Portugese kolonies waaronder Mozambique, Togo en Angola.
De kernwaarden van de orde komen voort uit de christelijke achtergrond van de stichters maar zijn eveneens humanitaire waarden die we allemaal kunnen onderschrijven; menselijkheid, ontferming over anderen, tijd en aandacht geven, onderwijs aanbieden en een plaats creëren waar de zwaksten onder ons beschermd worden.
Enkele van onze vrienden en kennissen in het dorp werken in het centro, maar we zijn in al onze gesprekken nooit dieper ingegaan op hun inzet aldaar. Onze dorps president Manuel Poetas werkt hier trouwens als buschauffeur. Het gebouw werd in 1968 ingehuldigd en in oktober van dat jaar arriveerden de eerste bewoonsters. Om meer te weten te komen wat er achter de muren van deze ‘gesloten’ instelling gebeurt nodigde ik mezelf uit op een bezoek waarop meteen een vriendelijke mail volgde met een invitatie voor een gesprek en een uitgebreide rondleiding. Zo werd ik ontvangen door de jonge directeur van het centrum Pedro Valente en de enthousiaste hoofdzuster (irmã) Maria Fernanda. In de ontvangstruimte staat de tv ’s morgens vroeg al lekker te blèren. De presentatrice begint net aan een uiteenzetting van de nieuwe Portugese modetrends voor deze zomer (véél strepen blijkbaar?), wanneer de bestuurders binnen komen. Ze stellen me meteen op mijn gemak.
Om opgenomen te worden in dit centro moet er aan drie voorwaarden voldaan worden: het moet om meisjes gaan, ze moeten onder de 17 jaar zijn én gediagnosticeerd zijn met een mentale ziekte. Een groot deel van deze meisjes wordt hier geplaatst vanuit een hospitaal (dat geen langdurige opvang kan voorzien), of door een tribunaal omdat de ouders, om welke reden dan ook, zelf niet voor hun kind kunnen zorgen. Er is plaats voor 120 meisjes in het centrum en alle plaatsen zijn ingenomen. In theorie kunnen ze vanaf hun 18de het centrum verlaten, maar de praktijk leert dat dit eerder uitzondering dan regel is. Wie hier toekomt blijft meestal voor de rest van z’n leven afhankelijk van het centrum, tenzij een overplaatsing naar een andere faciliteit (dichter bij hun oorspronkelijke thuis, en vanaf dat ze 18 worden) mogelijk is. De harde waarheid maakt echter dat zo’n transfer haast nooit gebeurt en weinigen onder hen keren ooit terug huiswaarts. Het overgrote deel van deze patiënten hebben geen familie meer. Soms kan of wil hun eigen familie niet meer voor hen zorgen.
Het feit dat ze vaak uit sociaal uitdagende gezinssituaties komen maakt dat de meisjes eigenlijk een klein onderdeel zijn van een veel groter familiaal probleem dat zelden of nooit opgelost geraakt. Ze zijn het -slachtoffer van omstandigheden- buiten hun eigen vermogen. Het overvalt me allemaal een beetje, zeker nadat we de rondleiding starten en de diverse afdelingen bezoeken waarover de sociale medewerkers zich ontfermen. Alle deuren die we door moeten zijn op slot en binnen in de zalen zitten, hangen of liggen jonge kinderen en adolescenten in stoelen die rondom rond tegen de muren geplaatst zijn. Enkele zijn blij dat er gezelschap opdaagt, de meesten bewegen niet en zwijgen, staren voor zich uit met een gelatenheid die me enorm aangrijpt. Een jongen zit voortdurend verbeten op een handdoek te kauwen. “We krijgen het hem niet afgeleerd”, zegt de begeleidster. Een oudere vrouw kleurt de vakjes in van een tekening die een paaskonijn voorstelt. Ze beweert stellig dat het een varkentje is. We moeten er allemaal om lachen. Ernaast probeert een meisje een puzzel in elkaar te leggen. In het midden van de zaal staat een rolstoel met de jongste patiënte ; een 6-jarig meisje dat alleen maar kan reageren met een glimlach op de wereld rondom! De oudste bewoonster is 73 jaar. “Wat moet dat veel vragen van de begeleiders om dagelijks met deze jonge en oudere mensen om te gaan en zo weinig respons te krijgen, …of althans geen respons die ik meteen opmerk? Misschien zijn er minieme intieme zaken die tussen patiënt en begeleider spelen die voor mij onzichtbaar zijn en voor beiden toch enorm waardevol?” Dat wil ik graag geloven als buitenstaander.
Mijn respect voor alle werknemers; psychologen, leraren en therapeuten stijgt met de minuut. In het ene lokaal worden twee tienermeisjes moeizaam woorden aangeleerd, in een klaslokaaltje met 7 meisjes zitten er drie voor een computerscherm, een ander ligt op een matras op de grond en nog een ander meisje draait de volumeknop van de muziekzender die opstaat helemaal open. In een volgend lokaal wordt er druk geknutseld. Bijna alle kinderen vliegen Zuster Fernanda in de armen vanaf het moment dat ze binnenstapt. Ze heeft aandacht en liefde voor iedereen, zelfs de kinderen die zo ver weg zijn dat ze geen woord kunnen uitbrengen, laat staan een lichaamsdeel gebruiken om iets aan te geven. Die krijgen een warme knuffel. Op een volgende afdeling wonen meisjes die meer autonoom zijn. Daar wordt mij al eens een vraag gesteld; wie ben ik en wat kom ik hier doen? Deze meisjes worden waar mogelijk ook ingezet om te helpen op andere afdelingen.
We zijn ondertussen op de woonafdeling beland. De meisjes slapen in ruime kamers met hoge plafonds met z’n drieën samen. Licht valt binnen door de grote raampartijen. Deze extensies aan de oorspronkelijke bouw werden met geld van de orde gebouwd, zo’n acht jaar geleden, en ogen heel modern en comfortabel. De dagelijkse financiering van het tehuis gebeurt door de overheid (ook het minischooltje waar twee juffen werken), maar de zusters zelf hebben uit eigen fondsen al veel bijgebouwd om het comfort voor iedereen te verhogen. Zo is er vorig jaar een kleine gezellige ‘bar’ geopend met een buitenpatio, waar alle medewerkers en sommige patiënten terecht kunnen. Ik ben zo dom om te vragen of er ook alcoholische dranken kunnen genuttigd worden.
Eén van de grote uitdagingen die hier voor de meisjes spelen is volgens Pedro de re-integratie in de maatschappij. Dat is immers een vooropgesteld objectief van de orde van de hospitaalzusters. De enkelingen die daarvoor in aanmerking komen worden vaak geschuwd door potentiële werkgevers net vanwege het feit dat ze tijd in het centrum hebben doorgebracht. Zo volgde C. drie jaar lang een opleiding tafelbediening in de hotelschool van Portalegre waar ze uitstekende resultaten behaalde, maar ze kan nergens aan de slag, er is niemand die haar aanneemt vanwege het stigma dat haar verblijf in het CRM ongewild creëerde. Pedro zegt dat ze perfect is in haar werk, het gaat alleen fout als ze gestresseerd en alleen is; dan slaat haar automutilatie probleem toe en snijdt ze zich in de armen. We lopen de zoveelste gang door. Pedro haalt z’n sleutels boven bij een deur waarnaast een bordje hangt met de mededeling ‘sala de snoezelen’. Er is geen Portugese vertaling voor dit van oorsprong Nederlandse woord. Binnen is het één groot kleurenfeest en tegen de muur staat het belangrijkste onderdeel van de kamer; een groot warmwaterbed. De zuster zet zich erop neer . “Kom naast mij zitten!”, lacht ze. Ik leg me naast haar. Het is heerlijk warm en je voelt je instant ontspannen. “Het dient niet alleen voor de gezelligheid”, waarschuwt Pedro. “Onze fysiotherapeute gebruikt het wanneer kinderen té gespannen zijn of als ze last hebben van spierpijnen”.
De rondleiding loopt ten einde ook al wil de zuster me graag écht alles laten zien! Op de afdeling met meer autonome meisjes ontmoet ik de 34-jarige Manuela Cardoso en Malvina Do-Vale-Rosado (45 jaar). Beide vrouwen zijn aan een rolstoel gekluisterd en vormen dé grote uitzondering op de rest van de bewoners, ze beschikken over hun volledig intellectuele vermogen en zijn perfect in staat een normaal gesprek te voeren. Manuela spreekt vlot Engels en studeert momenteel Koreaans op de computer die voor haar staat. Een handdoek ligt over haar handen die op het toetsenbord rusten. Ze is van kop tot teen warm ingepakt. Door haar conditie koelt haar lichaam immers snel af waardoor haar bewegingen klein en traag moeten gebeuren. Pedro vertelt haar wat ik hier kom doen, ik stel me voor en vraag haar de site van saudadesdeportugal.nl te openen zodat ze een oudere blog van mij kan lezen. “Als je graag deel uitmaakt van de volgende blog wil ik een foto van je nemen”, zeg ik. “Ik kom niet goed over op foto’s!” Ze aarzelt maar vindt het uiteindelijk toch ok. Zuster Fernanda insisteert dat ik ook een foto van ‘de koningin’ neemt zoals ze Malvina noemt. Het moet verschrikkelijk zijn om vast te zitten in een lichaam dat niet meewerkt terwijl je hersenen dat ten volle beseffen. Toch maken deze twee vrouwen er het beste van!
Voor ik afscheid neem krijg ik de kantoren van o.a. de psychologe, fysiotherapeute, en de tandartspraktijk (!) te zien én de mooie kapelkerk die aan het centrum vastzit: de azulejos tegen de muur en de glasramen zijn prachtig; er staan afbeeldingen op van kinderkopjes die duidelijk maken dat deze orde geen onderscheid maakt in rang of stand en al helemaal niet in huidskleur. Ik zie hoofdjes van diverse etnische afkomst verwerkt in het glasraam. “Laten we nog een koffietje nemen voor je vertrekt”, zegt de zuster. Ik moet jammer genoeg verder, mijn bezoek nam al 2,5 uur in beslag.
“Weet je wat we afspreken zuster: ik ben enorm opgetogen dat ik jullie huis en werk heb gezien, nu nodig ik jullie graag uit om een keer bij ons op bezoek te komen.” Pedro knikt en vraagt zich luidop af of hij er een uitstap voor enkele van de meisjes kan van maken. “Dat kan zeker, het zal ons een plezier zijn om jullie allemaal te ontvangen!”
Ik loop de voordeur uit. Buiten wacht me een stralend zonnetje dat in schril contrast staat met de schaduw die over het leven en de toekomst van het overgrote deel van deze meisjes hangt. Maar wat een prachtig werk wordt hier neergezet, wat een fantastische inzet van al die begeleiders en medewerkers. Iedereen moest de gelegenheid hebben om deze plaats een keer te bezoeken; al was het maar om je eigen dagdagelijkse beslommeringen in een duidelijker perspectief te zien.
(Muito obrigado Anabela Janeco pela introdução.)
Sinds begin jaren ’90 is Walt Bosmans Portugal liefhebber in hart en ziel. In 2019 verhuisde hij naar het dorpje Assumar in de Alto Alentejo. Samen met echtgenote Hilde baten ze in deze kleine rurale gemeenschap de B&B Assumar Country House uit in een bijna 400 jaar oude herenwoning. Elke maand verhaalt hij over zijn nieuwe ontdekkingen en ontmoetingen in deze wat ‘vergeten’ Portugese uithoek vol overweldigende natuurpracht en authenticiteit. Meer verhalen van hem zijn te vinden op de FB pagina ‘kamers vol liefde’.