Het is eind oktober. De groene kleuren van de bladeren in de boomkruinen veranderen langzaam maar zeker naar vele verschillende tinten geel, oranje of rood. Tot ze afvallen en een kleurrijk tapijt op de grond toveren. Ook zo in de “Jardim Botânico da Universidade” de Coimbra. Een jaarlijks terugkerend proces dat bewondering blijft opwekken.
Het initiatief tot de aanleg van dit “levend” museum werd genomen in 1731 door Jacob de Castro Sarmento. Dit naar het voorbeeld van een botanische tuin die hij tijdens zijn verblijf in London bezocht. Deze groene long ligt nu quasi midden in de stad Coimbra, maar eerder lag het 13 ha grote terrein er meer landelijk bij. Het werd voor een stuk bewerkt door de boeren van de familie Marianos Padres en de Benedictijnse kloosterlingen.
Een jaar later werd de nieuwe aanplant onderdeel van het Museu da Hístoria Natural en kreeg het zijn officiële naam. Vanaf 1774 gingen de professoren, onder invloed van hervormingen van de universitaire studies, de tuin uitbreiden volgens de ideeën van de Markies van Pombal, de Eerste Minister van Portugal van 1750 tot 1777. Over hem later meer in een andere blog.
Belangrijke hoogleraren zoals Domingos Vandelli en Avelar Brotero namen een aantal jaren de verantwoordelijkheid op zich voor de tuin. Maar het was pas rond 1873 onder het directeurschap van Júlio Henriques dat er gestart werd met een uitwisseling van planten met andere botanische tuinen over de hele wereld. Vanuit Java werden er bijvoorbeeld zaden overgebracht van o.a. de Cinchona, een boom waaruit de quinine kan gewonnen worden, een stof die bijdroeg tot de bestrijding van malaria in Zuid-Portugal en de overzeese gebieden. Nooit geweten dat er in Europa malaria is geweest. Toch heel actueel vandaag. Jammer genoeg werden er twee personen uit Kampenhout recent nog door een besmette mug gestoken en overleden ze ten gevolge hiervan.
Rond diezelfde tijd werd gestart met de aanleg van een plantenzaadbank, ook Index Seminum genoemd. Tot op heden wordt deze aangevuld en geactualiseerd. Door uitwisseling van de zaden met andere botanische tuinen kan worden voorkomen dat planten uitsterven.
Verder werd er ook een vereniging gesticht die tot doel had al die geleerde mannen, specialisten, samen te brengen en kennis te laten uitwisselingen. Vanaf 1880 werd een Bulletin uitgegeven dat heden nog bestaat. Via dit berichtenblad werd Charles Darwin voor de eerste keer onder de aandacht van de lezers gebracht. Begin 20e eeuw, tijdens de kolonisatieperiode, ging de botanicus Luis Wittnich Carrisso het arboretum nog verrijken met vooral Angolese planten.
Vandaag kan je het arboretum ingaan langs één van de vijf toegangspoorten. De hoofdingang is een bronzen poort van de hand van Mestre Galinha en dateert uit 1884. Zoals in alle tuinen en parken ontbreken ook hier de standbeelden niet: één van Júlio Henriques, de directeur-verzamelaar en voorstander van verre expedities, het andere van Avelar Brotero, hoog op de sokkel. En tot slot nog het borstbeeld van Luis Carriso, directeur in 1918.
De grote serre uit 1859 kan je niet missen. Het is een indrukwekkende constructie, opgebouwd uit een metalen skelet en volledig in glas afgewerkt. Hier moeten tropische en subtropische planten acclimatiseren. Op het ogenblik dat ik dit artikel schrijf kan je er niet in. Opvallend aan één kant zijn de palmbomen, waaronder een inheemse soort afkomstig uit de Algarve. De grond ligt bedekt met de verse dadels.
Er is ook een mooie laan met lindebomen. Die is op zijn best in mei en juni als de bloesems de lucht parfumeren. De centrale fontein “O Berço” is in een neo-klassieke stijl gebouwd en is romantisch omringd door vele variëteiten van planten in allerlei vormen. Er is ook een kruidentuin waar planten voor medicinaal gebruik worden gekweekt, maar die ligt er niet meer zo onderhouden bij.
Enkele gigantische bomen vallen meteen op. Oude reuzen waarvan je pas echt ziet hoe dik hun stamomtrek is als je er een mens laat naast staan. Luchtwortels die als haarbossen uit de stam schieten en zijtakken die horizontaal groeien door hun gewicht en dan maar zelf steunstammen maken. Indrukwekkend !
In de talrijke waterbekkens kan je even spelen met de goudvissen. Die denken eten te krijgen als je even stilstaat. Ze komen dan in grote getale van onder de waterplanten tevoorschijn. Dus het arboretum is zeker een plek voor romance, maar ook voor families met kinderen die even nood hebben aan rond vrij rennen.
Loop je verder bergaf in het arboretum richting stad, dan kan je niet naast de grote bamboetuin kijken die in de lager gelegen gebieden ligt. Aangeplant in 1852 en 1 ha groot. Ik vrees dat die alles overwoekert als je niet oppast. En zo dicht op elkaar groeiend dat er geen ondergroei mogelijk is. Een kleine heremietenkapel uit de 17e eeuw is genoemd naar de stichter van de eerste kloosterorde uit de 6e eeuw, São Bento.
Is de tocht naar de stad terug toch iets te zwaar, dan kan je in het park een busje terug nemen. Check de uren online. De Linha Botanica is een initiatief van de stad om je voor de prijs van een gewoon busticket een ritje te laten maken. Je wordt een half uurtje rond gereden tot zelfs aan het klooster Santa Clara aan de overkant van de rivier. Loop je toch helemaal door de bamboetuin en steeds de heuvel af, kom je langs een boord vol met stenen die verhalen uit de bijbel afbeelden.
Até a próxima!
Tot gauw in Coimbra, en graag wil ik je gastvrouw zijn als je een rondleiding wil in Coimbra.
Mail naar: Marieleenb.pt@gmail.com
Ha Marieleen. Wat een interssant verhaal.Ik denk dan aan de hortus botanicus in Leiden en hier het arboretum in Chatenay Malabry.En ik wist niets over de malaria.
Fijn te horen dat het goed met jullie gaat.
Leuk en informatief artikel. Als we weer eens in Coimbra kunnen zijn, Corona Volente, dan zullen we hier aan denken.
Je stelt dat je onbekend was met het voorkomen van malaria in Europa, die ziekte kwam ook in het waterrijke NoordHolland voor en werd ook daar door muggen overgebracht. De zus van mijn grootmoeder had het en destijds stond het, volgens overlevering, bekend onder de naam “Derde daagse koorts’.