Fado Português

Ik mag de komende tijd een paar stukjes schrijven over de Fado. “Ik”, dat ben ik dus: Geerten Kuiper. Een Hollander die, net als heel veel anderen, ooit in Portugal kwam om de zon te zoeken, en er zoveel meer vond. Albufeira was toen nog lang niet wat het nu is, maar ook al lang niet meer wat het ooit geweest was. Ik was er aan het eind van het seizoen, al naar de winter toe. De mensen waren er duidelijk aan vakantie toe. En toch waren ze aardig. Vriendelijk en behulpzaam. Gastvrij. En iedereen die ik ooit gevraagd heb waarom hij/zij van Portugal houdt begint daarmee: vanwege de Portugezen. Meer nog, zelfs, dan het klimaat, wat vaak toch ook een belangrijke factor is. En dan al dat andere: het eten, de wijn, de zee, die onbegrijpelijke taal. Het voetbal, voor sommigen. En de muziek. Overigens had ik van Fado nog geen idee, ook niet na die vakantie. Dat kwam pas een paar jaar later, toen we voor het eerst in Lissabon waren. Daarover later meer.

En nu mag ik een paar stukjes schrijven over de Fado. Dit wordt het eerste, en ik begin maar bij het begin, namelijk de oorsprong van de Fado. Waar komt de Fado vandaan?

Zeemansliederen

Niet iedereen weet dit misschien, maar de Fado was van oorsprong een zeemanslied.

o fado nasceu um dia
quando o vento mal bulia
e o céu o mar prolongava

Stel je voor, een zeeman op een zeilschip, onderweg naar Goa, of op de terugweg naar Lissabon. Het is rustig weer, hij heeft even niets te doen, en staat aan de reling, starend in de verte, waar lucht en zee naadloos in elkaar overgaan. Maar in zijn gedachten is hij nog veel verder weg, ver voorbij de horizon: hij denkt aan zijn land en aan zijn liefje. Er komt een traan op in zijn oog. Zijn maat ziet dat hij het moeilijk heeft, slaat hem op zijn schouder, geeft hem een snoepje en zegt “Sterk spul hè!”. (Tot zover het bericht van onze sponsor.)

Goed. Er komen dus tranen in zijn ogen, en met gebarsten lippen en gebarsten stem zingt hij zijn weemoed weg. Hij zingt over Portugal: over de gouden stranden, over de golvende heuvels, over de vruchtbare velden. Hij zingt over zijn moeder, en over zijn Maria, van wie hij hoopt dat ze hem niet vergeten zal zijn, en hij bezweert haar dat hij dit keer, als hij terugkomt van deze reis – áls hij tenminste terugkomt – echt met haar zal trouwen.

En zo werd de Fado geboren.

En net zo wordt de Fado opnieuw geboren, steeds opnieuw, iedere keer wanneer een Portugese zeeman op een rustig moment aan de reling staat, starend in de verte, waar lucht en zee naadloos in elkaar overgaan. Al eeuwenlang…

Nee, toch niet.

Iedereen weet dat de Fado in de wijken van Lissabon is ontstaan, niet ergens midden op de oceaan. Het bovenstaande berust geheel op dichterlijk vrijheid. De dichter, in dit geval, was José Régio, en met de muziek van Alain Oulman, en met de stem van Amália werd dat deze Fado Português.

De Fado mag dan niet zijn ontstaan op zee, maar de zee en de zeeman komen wel geregeld terug in de titels en de teksten. Heel vaak vanuit het perspectief van de vrouw, die afscheid moet nemen van haar geliefde, hem mist, en alleen maar kan wachten en hopen tot hij terugkomt. Soms tevergeefs, zoals in het bekende Barco Negro. Ook in Portugal wordt de vis duur betaald…

En hoe de Fado dan wel ontstaan is, daarover gaat het de volgende keer.


Geerten was al bijna 40 toen hij voor het eerst in Portugal kwam. Ondanks deze late start ontwikkelde zich bij hem toch een ernstige vorm van lusomanie. Tegenwoordig (nou ja, nu even wat minder, natuurlijk) komt hij er meerdere keren per jaar, meestal in Lissabon, “para comer peixe e ouvir o Fado…