Waar woont de Fado? In Lissabon, natuurlijk! Maar waar in Lissabon? De geschiedenis van de Fado kan ons vertellen waar we moeten zoeken. Immers, we hebben gezien dat de Fado is ontstaan in de “melting pot” aan de onderkant van de samenleving. Dus zijn het de armste wijken van de stad die het nauwst verbonden zijn met de Fado. Toch?
Tsja… min of meer klopt dat wel. Maar we zijn nu anderhalve eeuw verder, en de stad is veranderd. Mouraria is waarschijnlijk de wijk die het vaakst genoemd wordt in de teksten en titels van fado’s. De oude Morenwijk, tegen het kasteel “aangeplakt” bijna, steil, met steegjes en trappen was in de voor-vorige eeuw inderdaad zo’n armoewijk, en vol van Fado. De legendarische Maria Severa woonde er. “Ai Mouraria” is een voorbeeld van een lied waarin iemand vol nostalgie terugkijkt naar die plek en naar de tijd dat hij daar zijn hart verloor.
Maar als je nu op zoek gaat naar de Fado is Mouraria niet de plek waar je als eerste terecht komt. In de Rua do Capelão zie je om het andere huis een plaquette die verwijst naar het Fado verleden, maar Maria da Mouraria is het enige fadohuis wat ik er ken… in de hele wijk! Dat is overigens niet iets van de laatste jaren. Hier zijn twee fado’s die allebei klagen over de teloorgang van de buurt.
Die teloorgang had waarschijnlijk alles te maken met de stadsvernieuwing met de botte bijl, zoals die destijds werd bedreven, en waaraan Lissabon het lelijkste hotel (Mundial) en het lelijkste plein (Martin Moniz) ter wereld te danken heeft. Daarmee werd het hart uit Mouraria gesneden. En wat er van de wijk over is…?
Alfama
Aan de andere kant van het Castelo São Jorge ligt Alfama. Een vergelijkbare buurt, met een vergelijkbaar verleden, maar met een heel andere toekomst, dankzij het feit dat hij niet in de jaren zestig ten prooi viel aan de slopershamer. Als Mouraria de wijk is die het meest voorkomt in de Fado, dan is Alfama zeker een goede tweede. Maar waar de Fado in Mouraria verpietert, bloeit hij in Alfama. Om te beginnen is hier het Museu do Fado te vinden. En rond het plein tegenover het museum is de fadodichtheid groter dan waar dan ook, uitwaaierend de rest van de wijk in.
Maar dit is intussen bepaald geen arme wijk meer! De “gewone” Lisboetas die er nog wonen – dat zijn er gelukkig nog heel wat – kunnen zich dat alleen veroorloven dankzij de goede huurbescherming. Als ze vertrekken (of overlijden) worden hun huizen prompt gerenoveerd, en omgetoverd tot AirBnB of voor veel geld verkocht aan buitenlandse toeristen. De fado “Vielas d’Alfama” eindigt met de wens “kon ik daar maar wonen, om altijd dicht bij de Fado te zijn”. Welnu, dat kan. Als je maar genoeg geld meebrengt!
En verder
Zo zien we dat van de arme buurten waar de Fado thuishoort er ééntje nog steeds arm is, en zonder Fado, terwijl de andere – mét Fado – steeds rijker en duurder wordt. Hoe zit het in de rest van de stad? Het oude havenkwartier misschien, bij Cais de Sodré? Dat was indertijd ook een arme buurt, vol kroegen en bordelen. Maar het entertainment daar was meer gericht op een internationale clientèle, waardoor de Fado er toch een minder prominente rol had. (Overigens is dit waarschijnlijk wel de buurt waar Slauerhoff voor het eerst Fado hoorde…)
De Bairro Alto dan? Nu is dat een beroemde uitgaanswijk, waar je op vrijdag- en zaterdagavond over de hoofden kunt lopen. En tussen alle wijn- en cocktailbars zitten ook de nodige fadorestaurantjes (en dit is waar ik voor het eerst Fado hoorde…). Maar in achttienhonderd zoveel was dit een middenstandsbuurt, waar de Fado pas veel later zou doordringen. De Baixa? Dat is toch het centrum? Van alle wijken van Lissabon is dat waarschijnlijk degene die het minst vaak in een fado genoemd wordt… De uitgestrekte flatwijken die het grootste deel van Lissabon beslaan – en waar ik nog nooit geweest ben? Die dateren voornamelijk van na 1974: de dekolonisatie na de Anjerrevolutie bracht een stroom mensen naar Portugal, die snel en goedkoop onder dak gebracht moesten worden. Nu zijn het voornamelijk vrij arme buurten. De fadoliefhebbers die daar wonen verzamelen zich wekelijks of maandelijks in een clubhuis, sportkantine, wijkgebouw of in een lokale kroeg om daar te zingen en te luisteren – net als in de rest van Portugal. Of ze gaan naar de binnenstad.
De Heilige Antonius
De Fado woont in Lissabon. Natuurlijk. Al loopt het fadogehalte van de verschillende stadsdelen dus wel sterk uiteen. Maar er bestaat een ander genre, geen Fado, maar wel iets wat je als fadoluisteraar tegen kunt komen, wat veel gelijker gedeeld wordt door alle wijken van de stad. In juni worden overal in Portugal de Volksheiligen, de Santos Populares, gevierd. En in Lissabon is dat vooral Santo António. Niet vreemd, want hij is daar geboren.
Op de vooravond van die feestdag is er een grote parade op de Avenida da Liberdade. Alle wijken van Lissabon sturen dan een groep die gekostumeerd, spelend, zingend en dansend in optocht de Avenida afkomt, waarbij iedereen probeert zijn eigen wijk zo goed mogelijk te presenteren. Er is een jury, er is een prijs, alles is live te volgen op televisie, en daarna gaat iedereen de hele nacht sardientjes eten. De muziek die voor deze parade geschreven wordt, de zogenaamde Marchas, beland vaak op het repertoire van fadistas die hun publiek de nodige variatie willen bieden. Deze heeft de toepasselijke titel Marcha de Santo António.
Geerten was al bijna 40 toen hij voor het eerst in Portugal kwam. Ondanks deze late start ontwikkelde zich bij hem toch een ernstige vorm van lusomanie. Tegenwoordig (nou ja, nu even wat minder, natuurlijk) komt hij er meerdere keren per jaar, meestal in Lissabon, “para comer peixe e ouvir o Fado…