Kronkelpad: Het Monster van Rouquenho

“Wiro, Wiro, er is een beest in ons huis.” Opgewonden komen de twee zoontjes van onze Casa a Oliveira gasten aanrennen. In hun kielzog hun pas gemaakte vriendjes van een ander gezin dat in de herdershutten logeert. Ze springen om me heen. Rode koontjes en over- en door elkaar heen buitelende, onduidelijke verhalen en kreten. Er zit duidelijk iets engs en spannends in de kachel of de schoorsteen van ons vakantiehuis: ”een kreunend monster”

Monster van Rouquenho

de jongens van Oliveira

Ik laat ze even uitblazen en zie in de verte hun vader lachend aan komen lopen. Ik vermoed al wat er aan de hand is. Het komt regelmatig voor in het voorjaar, dit is de zoveelste keer. Het is steeds weer een hele gebeurtenis en ik neem uit voorzorg mijn leren werkhandschoenen mee. Het gaat per slot om een rover met een scherp wapen en sterke klauwen. Daar is mijn tere huid niet tegen bestand. Ik volg de opgewonden meute naar het vakantiehuis en vraag of ze ’s avonds gezucht hebben gehoord in de afgelopen dagen. “Ja… en ook krassen over een schoolbord” roepen de twee jongens verhit.

Eenmaal binnen wordt ik direct naar de “salamandra” gedirigeerd. “Daar zit ie, daar zit ie”. De jongste van de twee blijft in de buurt: griezelnieuwsgierig en schuin achter mij. Zijn oudere broer zie ik langzaam richting trap-naar-boven kruipen waar zijn moeder op de bovenste tree het uitgelaten gezelschap licht argwanend gadeslaat.

Ik wacht even tot iedereen een beetje uitgeraasd is, doe mijn leren werkhandschoenen aan en open voorzichtig het gietijzeren deurtje van de kachel. Door de kier zie ik een donkere schaduw zich onzichtbaar maken tegen de zwarte achtergrond van de beroete kachelwand. Ik tast door de kier in het duister. Door mijn leren handschoenen voel ik iets zacht en hevig kloppen tussen mijn grijpende vingers. Ineens voel ik een klap en een stoot op de leren bovenkant van mijn werkwant. Iets bijt zich er in vast. Heel voorzichtig haal ik mijn hand tevoorschijn. Het wordt stil in de kamer.

Monster van Rouquenho

de handschoenbijter

Nu, met de tweede coronagolf, denk ik de laatste dagen vaak aan dit voorval. Ik zie paralellen. De angst voor het bekende onbekende. Wat gaat het deze keer brengen. Is het enger, groter, gevaarlijker? Portugal kent op dit moment een ongeëvenaard grote hoeveelheid besmettingen. Het past niet bij het eerdere verloop. Het voelt onbestemd, de stilte is oorverdovend, de toeristenmarkt is rustiger dan ooit. Ik vrees het grote zwarte gat, maar hoop dat we kunnen blijven vliegen.

Ik loop voorzichtig naar buiten, mijn handen stevig maar voorzichtig om het kloppende, tere lijfje dat zich in mijn hand geklauwd heeft. Stil gevolgd door de jongens en hun ouders. Ineens wordt er gefluisterd: “Gauw, maak een foto” en “mag ik hem aaien”. Het is beter om hem los te laten. Iedereen knikt en ik gooi hem in de lucht. Op dat moment realiseer ik me dat het een jong is dat misschien nog niet kan vliegen, ze zien überhaupt niet veel overdag. Op het moment dat het beestje zijn dode punt in de worp bereikt heeft moet hij toch zijn vleugels uitslaan… De opgewonden nieuwsgierigheid op de gezichten van de kinderen maakt plots plaats voor diepe schrik en afkeer: het stort, met dezelfde snelheid waarmee ik het omhoog wierp, ter aarde. Ik houd mijn adem in, afschuw golft door mij en de schare bewonderaars, aanstonds zal ik bekend staan als de bruut van Rouquenho.

Monster van Rouquenho

de uil van Rouquenho

Zwoeffffffzwoeff………. Traag en twee seconden voor de inslag slaat de jonge uil zijn vleugels uit en laat ons in verbijstering achter.


Margriet en Wiro zijn sinds 2006 eigenaar van een uniek stuk Alentejo: o-vale-da-mudança. Wonen er vanaf 2008. Vind je het leuk om meer over hun te weten of over de vakantiehuizen dan kun je de verhalen lezen die ze publiceren op hun blog “Limonada” en de maandelijks terugkerende blog op Saudades de Portugal, iedere vierde donderdag van de maand.