Op de berg: Ziekenhuis

Soms lacht het leven je toe, soms wat minder. Ook in zonnig Portugal verschijnen er wel eens wolken… Het was raak: als een invalide strompelde Sander uit de auto na zijn wekelijkse les yoga. Een wat lullige foute beweging, en crack, er schoot iets de verkeerde kant op in zijn rug. Acute pijn, lopen ging niet meer, enkel nog naar de Yurt strompelen en met een flinke dosis pijnstillers naar bed.

De volgende dag was draaien in bed zelfs niet meer mogelijk, wat te doen? De angst schoot er in. Daar lig je dan, in je Yurt, je kunt niet eens plassen, laat staan iets anders. Nogal vervelend als de buiten wc een paar minuten lopen is. Een Portugese vriendin, tevens fysiotherapeute, kwam langs, kijken of ze kon helpen. Ze schrok van de kansloze situatie, haar advies luidde dan ook onontkoombaar: naar het ziekenhuis.

Dat klonk ons nou niet bijster aantrekkelijk in de oren, we waren niet zulke fans van de publieke medische zorg. Maar een man die niet kan bewegen in een veel te laag en veel te zacht bed in omstandigheden die ineens ietwat bar waren, was ook niet alles. En wat als er iets grondig mis zat in zijn ruggengraat, moesten we dat niet laten checken?

De angst won de strijd, en na enkele telefoontjes werd de ambulance van de bombeiros geregeld, ik moest ze bij het bruggetje opwachten om de weg te wijzen. Twee brandweermannen stapten uit, een jonge vent en een wat oudere man die ons herkende van de tijd dat onze kinderen naar de crèche cq kleuterschool gingen. De brug was geslagen, we waren niet meer enkel patiënt nu we een gemeenschappelijk verleden deelden. Met grote moeite werd Sander op een brancard gehesen, met nog meer gepuf en gehijg door het lage Yurt deurtje getild. De kinderen keken vol ontzag toe hoe hun vader met klittenband werd vastgeketend en enigszins omsloten door een opblaas matje. Ik werd geadviseerd pas over een dik uur in het ziekenhuis te verschijnen, want dat wilde vaak wel wat duren. Later hoorde ik van Sander dat de rit over de onverharde weg een hel was, dat er nog even een praatje werd gemaakt met de buren, duidelijke bekenden in de ambulance-scene (“en wie voeren jullie vandaag af?”), en dat pas in het ziekenhuis zijn nek werd ondersteund. Het was nog erger dan ik had verwacht.

Toen ik aankwam werd ik naar een wachtkamer verwezen, van 7 tot 8 was het bezoek uur en mocht ik naar de in-take zaal waar Sander lag, wachtend op onderzoek, resultaten, duidelijkheid. Één fel verlichte zaal, een dertig-tal bedden met recent aangekomen gewonden en zieken. Alle plekken langs de muren, waar je eventueel een gordijntje kon dicht trekken voor privacy, waren bezet. Bij gebrek aan plek waren er een paar rijen bedden door het midden van de zaal geparkeerd. Sander lag daar, pal onder de t-l buis, in een bed waar hij nog maar net aan in paste, omsloten door twee buurmannen. Ik kon me er nog maar net tussendoor wringen. Het leek wel Afrika. Luid gekreun aan alle kanten, hoogbejaarden die om hulp schreeuwden, om water, om zorg…die niet kwam.

De enkele verplegers die er rond liepen hoorde ik vooral onder elkaar foeteren en klagen over hun rooster. Ze volgden instructies van de artsen, en hun taak (en vooral niks meer) prikten hier een infuus in, gaven daar wat pillen, reden af en aan met de bedden. Sander werd naar de röntgenstralen gereden, ik mocht mee. Of hij even op dat andere bed wilde klimmen voor de scan. Pardon? Dat hij niet kon bewegen was hun blijkbaar ontschoten. Met weinig zorg werd hij er op gehesen, ik hoorde hem kreunen van de pijn. Weer uit de zaal. Wachten. Met een grap kwam een jonge verpleger vertellen dat hij nog een keer moest, ze hadden een foutje gemaakt. Ik hoorde de verplegers onder elkaar geinen, er was nul oog voor de man die daar in pijn en kwetsbaarheid lag. Langzaam welde er een enorme bel woedde in me op. Waar was de zorg? Waar was de liefde?

Op de berg: Ziekenhuis | Saudades de Portugal

Terug in de grote zaal. Wachten. Plots stond er een verpleger naast het bed, hij kwam even wat medicijnen via een infuus er in spuiten. Drie flesjes werden er achter elkaar ingegoten, bij de vraag wat dat dan was haalde hij zijn schouders op, “tegen de pijn”. Acuut trok alle kleur uit Sander’s gezicht en brak het zweet hem uit. Ik zag de paniek in zijn ogen: “ik voel me heel naar, Claire, dit is niet goed…” De verpleger was nergens te bekennen, ik klampte de eerste de beste persoon in wit aan om te zeggen dat Sander niet goed op de medicijnen reageerde, kon iemand helpen? Even later kwam de arts, een grote, stugge oost Europeaan. Hij keek even, vroeg hoe het ging, en verklaarde bij wijze van geruststelling: “legal drugs, man!”. Het was blijkbaar normaal. Ik vroeg me af welke troep ze er in hadden gespoten als een gezond lichaam daar zo heftig op reageerde. Met koude doekjes op zijn gezicht kon ik Sander weer tot rust brengen, even, want het bezoekuur was over, iedereen moest weg.

We wisten niks. Moest hij hier een nacht blijven? Was de arts al wat wijzer? Maar toen ik de verpleger informatie vroeg kreeg ik de vage mededeling dat dat aan Sander lag. Hij kon gewoon naar huis. Hoe dan??? Hij kon toch nog steeds niet lopen of bewegen? Hoe moest hij dan naar huis???

Ik verliet de zaal met lood in mijn hart. Ik zag oude mensen die nauwelijks gehoord werden. Je kreeg geen glaasje water, niks. Plassen moest je zelf doen, of je moest geluk hebben dat de verpleger die verantwoordelijk was voor de plas in de buurt was om te assisteren. Het leek een fabriek waar met producten gehandeld werd. Waar was de humaniteit gebleven? Hoe konden we zo ver verwijderd zijn geraakt dat juist op een plek waar mensen zorg en liefde nodig hebben, die nergens te vinden was?

Daar zat ik, in een zaal vol wachtende mensen, te wachten op wat? Zoveel gelatenheid in de zaal, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. De rebel in mij kwam tot leven. Ik liep naar de eerste de beste arts en vroeg waar die ene grote was. Ik eiste informatie. Zulke assertiviteit waren ze duidelijk niet gewend, bijna kwam de veiligheid er aan te pas om dit ongewenste figuur de deur te wijzen. Toen zag ik de beer lopen, ik sprintte naar hem toe. Weet je al meer? Blijft Sander hier? Er was niks aan de hand, vertelde hij, maar aangezien hij zich niet gelijk beter voelde kon hij de nacht daar blijven. Morgenochtend kon ik hem ophalen.

Terwijl ik naar huis reed scheen de volle maan haar troostende licht over de Aarde. Een diep en zwaar verdriet overspoelde me. Sander hoefde daar maar één nacht te blijven (en hoe naar vond ik het om hem daar achter te laten!), maar al die oude mensen, geplukt uit hun thuis-omgeving, sommigen rechtstreeks uit het platteland, die in die nare omgeving belandden en er helemaal niks van snapten. Het klopte niet. Wat een onmacht en frustratie…

Om 7 uur belde Sander me op. “Kun je me zo snel mogelijk komen halen, ik wil hier weg!” De wanhoop droop er van af. En daar stond hij, buiten het ziekenhuis te wachten. Ontsnapt uit de hel. Geen oog dicht gedaan. Schreeuwende mensen, verplegers die steeds tegen zijn voeten aanbotsten, wat weer intense pijn teweeg bracht. Dorst, maar geen enkele slok water. Totaal genegeerd worden. Nog steeds met pijn. Maar hij kon strompelen en strompelde zo snel hij kon het ziekenhuis uit, nadat hij nog heel wat moeite moest doen om iemand te vinden die zo welwillend was het infuus er uit te trekken, blijkbaar niemand’s taak. Geen haan die er naar kraaide.

Intens dankbaar om weer thuis te zijn, in de stilte en troostende rust van de heuvels. Met de uitdaging stil te blijven zitten terwijl er zoveel gedaan moet worden.

Elke 3e maandag van de maand vertel ik over ons leven op de (recent afgebrande) berg, in de Algarve. Op onze Facebook pagina hou ik de ontwikkelingen bij sinds de brand. Onze Crowdfunding pagina loopt ook nog steeds, elk steentje draagt bij aan een wederopbouw in deze omgeving.