Onze berg wordt omringd door allerlei bergen, elke heuvel heeft een naam. Brejeira heet de onze. Ooit vertelde Manel mij haarfijn elke naam van elke heuvel, hij kende de omstreken op zn duimpje. Geboren, getogen, opgegroeid op deze heuvel, veel meer van de wereld kreeg hij niet te zien. En toch kende ik weinig andere mensen die zo wereldwijs waren als deze man. Vanaf dag één was ik fan van Manel.
Een man zonder oordeel, zijn hele leven deed hij weinig anders dan met z’n geiten door weer en wind over de heuvels te lopen. Moestuin er bij, wat bijenkorven, meer had hij niet nodig. In totale harmonie met zijn omgeving, vredig en dankbaar, zonder verlangens. Niet van z’n berg af te slaan, feestjes sloeg hij steevast over, hij vond die drukte maar niks. Hij kon niet lezen of schrijven en had nog nooit van spiritualiteit gehoord, maar ik kende weinig mensen die zo “zen” waren als hij.
Inmiddels, alweer meer dan vijf jaar geleden, kwam ik op de markt de dochter van de buren tegen. Op de vraag hoe het met haar ouders ging, kwam er een waterval aan woorden uit. Waar het op neer kwam, was dat het met Manel, haar vader van 81, slecht ging. Heel slecht. In 2 weken tijd was hij al 5 keer naar het ziekenhuis geweest. Hoog tijd voor een bezoekje, kijken of we van enige betekenis voor ze konden zijn.
En daar lag hij dan, als een zielig oud mannetje in bed, hij zonk bijna weg tegen de enorme kussens en onder de stapels dekens. Twee van zijn drie dochters waren er, er werden verhitte discussies gevoerd. Idalina, z’n vrouw, die menig maal flink en venijnig tegen hem zat te vitten, zat er als een trouwe hond naast, op een stoeltje. Hij was blij ons te zien. Ze waren allemaal blij ons te zien, want, zo meenden zijn dochters, hij moet zoveel mogelijk bezoek krijgen, dat helpt hem het meest. Manel, meestal de rust zelve, hield het ene verhaal na het andere. Ik had hem nog nooit zo druk gezien. En al helemaal nooit in bed.
Een paar weken daarvoor klom hij nog als een geit de johannesbrood boom in, onder de verbaasde blik van Sander, om bij de hoogste takken te kunnen komen. Levensgevaarlijk, maar Sander kon daar natuurlijk niet aan onder doen, en klom met enige angst en wantrouwen achter hem aan. Soms zag ik in de verte een gigantische berg takken wandelen; eronder zat dan ergens Manel verscholen, zijn rug als een pakezel volgeladen met sprokkelhout voor de keuken. Van hulp wilde hij zelden weten, zo trots en zo koppig als hij was, hoe vaak we er ook op aandrongen. Heel af en toe mochten we dan toch een keer meehelpen, zakken mest van stal naar moestuin sjouwen, en dan nog sjouwde hij stug mee, zakken van wel dertig kilo. Vaak stelde het klusje weinig voor, en werden we vervolgens overladen met kilo’s aardappels, tassen vol tomaten uit hun tuin, manden vol fruit. Mee-eten was natuurlijk verplichte kost, en vaak kregen we ook nog een portie mee, voor de volgende dag. Schatten, zo gul en gastvrij in al hun armoede.
Zijn geiten waren de week ervoor door zijn kinderen weggedaan. De beesten luisterden alleen naar hem, en toen hij dagen achtereen niet in staat was überhaupt zijn bed uit te komen en de geiten afwisselend door schoonzoons de heuvels in moesten worden genomen, wat telkens weer een drama was, hielden zij het voor gezien. Het moest zo zijn: tegen zijn wil, met lichte dwang. Want dat was iets waar hij zich al jaren tegen verzette. 81 jaar, eindelijk rust, of die nou gewild was of niet.
Terwijl wij daar aan zijn ziekenbed stonden, hielden de dochters om de beurt een betoog aan Idalina over wat te doen en hoe voor hem te zorgen. Veel water moest-ie drinken, af en toe een paar scheppen suiker er door voor de energie. Soms wat rondlopen om de benen te strekken, voor de gelegenheid hadden ze speciaal anti-slip pantoffels bij de chinees gehaald. En af en toe een thermometer erin, zo (en ze lieten zien hoe het moest): knopje aan, wachten tot de cijfertjes weg waren, hup, onder zn oksel douwen, wachten tot het piepje ging, thermometer onder zn arm vandaan, en lezen wat er stond. 35,5, zie je? Geen koorts, niks aan de hand. Kun je lezen wat er staat, mama? Idalina, die niet lezen kon, keek wat naar de thermometer, mompelde 35 nog wat, de dochters waren tevreden.
Ik verwonderde me over hoe anders er met ziekte werd omgegaan in de Portugese cultuur. Waar bij ons rust centraal staat, wordt hier drukte als wondermiddel gezien, eenzaamheid als de grote vijand. Op de vraag hoe wij ze konden helpen, werd door eenieder aanwezig ingestemd dat gezelschap het beste was wat we konden doen, afleiding zouden de demonen uit zijn gedachten verdringen. Hij had de hele nacht niet geslapen, zag spoken, dacht dat de Dood hem kwam halen.
Aldus zetten we de volgende ochtend vol moed weer koers richting buren. Uit mijn ooghoeken zag ik Manel’s bed, keurig netjes opgemaakt. Leeg. Nog even hoopte ik dat hij ontsnapt was en een ommetje was gaan maken, zonder geiten dan maar. Maar de grafstemming die ons tegemoet kwam nam die hoop acuut weg en deed me het ergste vrezen. Dat was vooralsnog niet het geval. Hij was in de nacht weer afgevoerd naar het ziekenhuis waar hij eindelijk had toegestemd te blijven.
Welgeteld één week hield hij het daar uit, toen gaf hij het op. Een leven zonder geiten zag hij duidelijk niet zitten, zijn taak op aarde was volbracht. Elke keer als ik de heuvel af rij, en in de vallei hun verlaten huis zie liggen, mis ik Manel die in zijn speciale geitentaal zijn geitjes bij elkaar hield en samen met hun bellen de vallei vulde met deze prachtige klanken.
Geweldig mooi verhaal. Wat de oudste generatie ons kan leren!
Wat een prachtig verhaal. Ontroerend. Is dat op de berg Monchique? Als dat zo is heb ik wellicht nog een foto van hem. Wel van minstens 8 jaar geleden.
Hoi Sylvia,
Nee, is niet de berg van Monchique. Wel vlakbij, onder Alferce. Maar er zullen wel meer Manels die geitenhoeder zijn rondlopen;) Ik denk dat alle geitenhoeders iets heel moois met zich meedragen, omdat ze zo in het nu leven, zo in contact met de natuur, hun hele leven al…
Wat een prachtig ontroerend verhaal. Cultuurverschillen verrijken, wanneer je daar voor kunt open staan.